Herkomst

De chinchilla leefde oorspronkelijk in de hogere delen van het Andes gebergte (Zuid-Amerika) in Argentini?, Bolivia, Chili en Peru. Hun vijanden waren enerzijds de indianen, die hun vacht gebruikte voor kleding en dekens, en anderzijds roofvogels, die hen uiteraard vingen om op te eten. Tijdens de 16de eeuw veroverden de Spanjaarden Zuid-Amerika, ze waren sterk onder de indruk van de zachtheid en de dichtheid van de pels van de chinchilla?s. Ze namen hun pelzen mee naar Europa, waar al snel een handeltje in chinchillabont ontstond. Het bont werd zeer duur verkocht. Om meer pelzen te hebben werden indiaanse chinchillavangers op tocht gestuurd om zo veel mogelijk chinchilla?s te vangen.



Chinchillabont werd tegen de 19de eeuw ??n van de belangrijkste exportproducten van Zuid-Amerika, miljoenen pelzen werden vervoerd. Dit kwam uiteraard niet ten goede van de chinchillapopulatie, waardoor er rond 1920 nog maar weinig chinchilla?s over bleken te zijn. Deze waren gelukkig gevlucht naar gebieden die voor de mens ontoegankelijk waren. De Amerikaanse ingenieur Chapman heeft vermoedelijk de chinchilla van het uitsterven gered. Hij ging samen met zijn team in 1919 de bergen in en kwam in 1922 terug met 11 chinchilla?s. Toen deze in Amerika aankwamen was er 1 overleden en waren er 2 jongen geboren. Hij startte met deze 12 chinchilla?s een kweekprogramma op, waardoor we er vrij zeker van kunnen zijn dat die 12 exemplaren de oorspronkelijke ouders zijn van de chinchilla?s die nu bij vele mensen in huis zitten.

Tegenwoordig leven er niet veel chinchilla?s meer in het wild, slechts enkele duizenden. In Chili is er het Chinchilla National Reserve, dit is een gebied van om en bij de 4500 hectare groot. De omgeving en de chinchilla?s zijn er beschermd. Tegenwoordig moeten chinchilla?s die buiten het reservaat leven niet bepaald meer vrezen voor de jagende mensen, maar voor de grazende dieren, de mijnbouw en de houtkap.